Handhavend optreden tegen gebruik houtkachel?

Bespreek hier wat de juridische mogelijkheden zijn tegen houtrookoverlast.
Plaats reactie
vuurkorf
Site Admin
Berichten: 1402
Lid geworden op: 04-09-2015 22:42

Bericht door vuurkorf » 18-04-2016 16:30

Handhavend optreden tegen gebruik houtkachel?

De winter breekt aan en de dagen worden korter. In deze donkere dagen zal in

menig huis de houtkachel of de open haard worden aangemaakt. De aangename

warmte, het knetterend vuur en de heerlijke geur van hout zorgen voor een fijne

winterse sfeer in huis. Maar wat als de buren dit niet zo ervaren en menen hinder te

ondervinden als gevolg van het stoken van de houtkachel?

In een recente uitspraak stond de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van

State (de ‘’Afdeling’’) in een hoger beroepsprocedure voor de vraag gesteld of de

gemeente wel toereikend onderzoek had verricht naar de door de buurman gestelde

hinder als gevolg van het stoken van de houtkachel door de gebruiker. De buurman

had de gemeente verzocht hiertegen handhavend op te treden. De gemeente en de

rechtbank (in beroep) waren van mening dat daarvoor geen aanleiding bestond.

De buurman voert aan dat het stookgedrag van de gebruiker van de houtkachel en

de aard van het stookgoed onvoldoende door de gemeente zijn onderzocht bij haar

beslissing om het handhavingsverzoek af te wijzen.

In het Bouwbesluit 2012 is in artikel 7.22 een algemene verbodsbepaling neergelegd

die betrekking heeft op het gebruik van onder andere bouwwerken. Met dit artikel

kan worden ingegrepen wanneer het gebruik van onder meer een bouwwerk leidt tot

hinder (zoals het op hinderlijke of schadelijke wijze verspreiden van rook, roet, walm

of stof), gezondheidsrisicoÂ’s en veiligheidsrisicoÂ’s, anders dan risicoÂ’s voor de

brandveiligheid. De gemeente is van mening dat dit artikel niet wordt overtreden met

het gebruik van de houtkachel. Hieraan heeft de gemeente ten grondslag gelegd een

onderzoeksrapport van een ingenieursbureau en het rapport van bevindingen tijdens

een onaangekondigd bezoek aan de woning van de gebruiker.

De Afdeling overweegt dat artikel 7.22 van het Bouwbesluit 2012 een restbepaling is

die kan worden toegepast indien optreden tegen het gebruik van het bouwwerk

vanwege overmatige hinder noodzakelijk is. Voor het gebruik van houtkachels en

haarden ontbreekt andere landelijke regelgeving. Tot op heden bestaan geen

algemeen aanvaarde inzichten over de beantwoording van de vraag of, en zo ja,

onder welke omstandigheden en bij welke frequentie, rook afkomstig van gebruik

van een houtkachel schade aan de mens toebrengt.

In het door het ingenieursbureau opgestelde onderzoeksrapport staat dat ook in de

extreme situatie dat de houtkachel gedurende het gehele jaar elke dag tussen 7.00

uur tot 22.00 uur wordt gestookt en bij ongunstige weersomstandigheden de

geursituatie niet zodanig is dat de hindergrens voor geur, zoals gehanteerd door de

provincie in haar geurbeleid, wordt overschreden. Daarbij is ervan uitgegaan dat op

de juiste wijze wordt gestookt en dat het emissiekanaal tijdig wordt schoongemaakt.

Verder wordt in het rapport aanbevolen om het stookgedrag en het onderhoud van

de schoorsteen te onderzoeken.

Tijdens een onaangekondigd bezoek aan de woning is geconstateerd dat alleen

goed gedroogd hout aanwezig was. Verder heeft de gemeente aan de hand van de

getoonde en overgelegde kwitanties vastgesteld dat het emissiekanaal jaarlijks

wordt schoongemaakt.

De Afdeling overweegt dat, zoals de rechtbank heeft overwogen, geen aanleiding

bestaat voor het oordeel om te veronderstellen dat de situatie tijdens het

onaangekondigd bezoek geen representatief beeld geeft van het gebruikte

stookgoed. Gelet op de reeds beschikbare gegevens en de bevindingen van het

huisbezoek ter zake het schoonmaken van het emissiekanaal en het stookgoed,

heeft de rechtbank terecht geen aanleiding gezien voor het oordeel dat nader

onderzoek aangewezen was. De gemeente had dus toereikend onderzoek verricht

naar de door de buurman gestelde hinder als gevolg van het stoken van de

houtkachel. De Afdeling verklaart het hoger beroep ongegrond.

ECLI:NL:RVS:2015:3430

ECLI ECLI:NL:RVS:2015:3430

Hoofdrubriek Belanghebbende, Bouwwerk, Erf, Bevoegd gezag, Voorzienbaarheid,

Instantie Raad van State

Datum uitspraak 11-11-2015

Vindplaatsen Rechtspraak.nl, OGR-Updates.nl 2015-0264

Inhoudsindicatie Bij besluit van 28 augustus 2013 heeft het college het verzoek van

Bouwbesluit

[appellant] om handhavend op te treden jegens [belanghebbende] ter zake

van het gebruik van een houtkachel op het perceel [locatie 1] (hierna: het

perceel) te Hellevoetsluis afgewezen.

Uitspraak

201503360/1/A4.

Datum uitspraak: 11 november 2015

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te Hellevoetsluis,

tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 17 maart 2015 in zaak nr.

14/448 in het geding tussen:

[appellant]

en

het college van burgemeester en wethouders van Hellevoetsluis.

Procesverloop

Bij besluit van 28 augustus 2013 heeft het college het verzoek van [appellant] om

handhavend op te treden jegens [belanghebbende] ter zake van het gebruik van een

houtkachel op het perceel [locatie 1] (hierna: het perceel) te Hellevoetsluis

afgewezen.

Bij besluit van 13 december 2013 heeft het college het door [appellant] daartegen

gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 17 maart 2015 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen

ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een

enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 oktober 2015, waar [appellant],

in persoon, bijgestaan door mr. S. Oord, namens het college mr. L.J. van Es-Bel en

R.E. Harinck, beiden werkzaam bij de gemeente, en [belanghebbende], in persoon,

zijn verschenen

Overwegingen

1. [belanghebbende] gebruikt op het perceel een houtkachel ten behoeve van

verwarming van zijn woning. [appellant] woont op het nabijgelegen perceel [locatie

2]. De afstand tussen de woningen bedraagt 45 tot 50 m.

2. Het geschil beperkt zich tot de vraag of de rechtbank terecht heeft overwogen dat

het college toereikend onderzoek heeft verricht naar de door [appellant] gestelde

hinder als gevolg van het stoken van de houtkachel door [belanghebbende].

[appellant] voert in dit kader aan dat het stookgedrag van de gebruiker van de

houtkachel en de aard van het stookgoed onvoldoende bij het onderzoek zijn

betrokken. Het controleren van het stookgoed en het schoonmaken van de

schoorsteen, acht hij ontoereikend. Hij wijst erop dat [belanghebbende] te kennen

heeft gegeven de zuurstoftoevoer van de kachel dichter te draaien dan nodig, omdat

er anders te weinig zuurstof in de woning zou overblijven. Voorts acht hij van

betekenis dat vier omwonenden in het verleden klachten over hinder hebben geuit.

3. Ingevolge artikel 7.22, aanhef en onder a, van het Bouwbesluit 2012 (hierna: het

Bouwbesluit) is het, onverminderd het bij of krachtens dit besluit of de Wet

milieubeheer bepaalde, verboden in, op of aan een bouwwerk of op een open erf of

terrein voorwerpen of stoffen te plaatsen, te werpen of te hebben, handelingen te

verrichten of na te laten of werktuigen te gebruiken, waardoor op voor de omgeving

hinderlijke of schadelijke wijze rook, roet, walm of stof wordt verspreid.

3.1. Het college heeft zich bij het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat het

niet bevoegd is om op grond van artikel 7.22 van het Bouwbesluit handhavend op te

treden, omdat naar zijn oordeel [belanghebbende] het artikel niet overtreedt met het

gebruik van de houtkachel.

Het heeft aan dit standpunt onder meer ten grondslag gelegd een rapport van 30 mei

2013 van ingenieursbureau Buro Blauw, opgesteld in opdracht van [appellant], en

bevindingen tijdens een bezoek aan de woning [locatie 1] op 4 oktober 2013.

3.2. De Afdeling stelt onder verwijzing naar haar uitspraak van 1 oktober 2014 in

zaak nr. 201311393/1/A1 en van 12 november 2014 in zaak nr. 201306442/1/A1

voorop, zoals ook de rechtbank heeft gedaan, dat artikel 7.22 van het Bouwbesluit,

gelet op de nota van toelichting bij dit artikel (Stb. 2011, 416, blz. 342-343), een

restbepaling is die door het bevoegd gezag kan worden toegepast, indien naar zijn

oordeel optreden tegen het gebruik van een bouwwerk, open erf of terrein vanwege

gevaarzetting, dreigende aantasting van de volksgezondheid of overmatige hinder

noodzakelijk is en meer specifieke bepalingen geen soelaas bieden.

In afdeling 3.8 van het Bouwbesluit zijn eisen gesteld aan voorzieningen bij nieuwe

en bestaande woningen voor de afvoer van rookgas afkomstig van

verbrandingstoestellen, ongeacht het materiaal waarmee wordt gestookt, ter

bescherming van de bewoners van de woning waarin het verbrandingstoestel zich

bevindt. Voor het gebruik van houtkachels en haarden ontbreekt andere landelijke

regelgeving. Tot op heden bestaan geen algemeen aanvaarde inzichten over de

beantwoording van de vraag of, en zo ja, onder welke omstandigheden en bij welke

frequentie, rook afkomstig van gebruik van een houtkachel schade aan de mens

toebrengt.

3.3. In 2009 heeft onder andere [appellant] bij het college geklaagd over hinder van

de rook, veroorzaakt door het gebruik van een houtkachel. Het college heeft naar

aanleiding daarvan een onderzoek laten verrichten door de afdeling Bouw- en

Woningtoezicht van de gemeente. Bij dat onderzoek zijn de gegevens van de

houtkachel van [belanghebbende] bezien en is geïnspecteerd op welke wijze de

houtkachel was aangebracht. Geconcludeerd is toen dat de houtkachel in

overeenstemming met het Bouwbesluit was aangebracht. Dit is door [appellant] niet

betwist, zodat de Afdeling geen aanleiding ziet aan de juistheid van die conclusie te

twijfelen.

Naar aanleiding van het verzoek om handhaving van [appellant] van 15 juli 2013

heeft het college nader onderzoek verricht. In het door Buro Blauw opgestelde

rapport van 30 mei 2013 staat dat ook in de extreme situatie dat de houtkachel

gedurende het gehele jaar elke dag tussen 7.00 uur tot 22.00 uur wordt gestookt en

bij ongunstige weersomstandigheden de geursituatie niet zodanig is dat de

hindergrens voor geur, zoals gehanteerd door de provincie Zuid-Holland in haar

geurbeleid, wordt overschreden. Daarbij is ervan uitgegaan dat op juiste wijze wordt

gestookt en dat het emissiekanaal tijdig wordt schoongemaakt. In het rapport wordt

aanbevolen om het stookgedrag en het onderhoud van de schoorsteen te

onderzoeken. Tijdens een onaangekondigd bezoek op 4 oktober 2013 aan de

woning [locatie 1] heeft het college geconstateerd dat alleen goed gedroogd hout

aanwezig was. Ander stookgoed is niet waargenomen. Verder heeft het college aan

de hand van door [belanghebbende] getoonde, en nadien overgelegde, kwitanties

vastgesteld dat het emissiekanaal jaarlijks wordt schoongemaakt.

Zoals de rechtbank heeft overwogen, bestond er geen aanleiding voor het oordeel

om te veronderstellen dat de situatie op 4 oktober 2013 niet een representatief beeld

geeft van het door [belanghebbende] gebruikte stookgoed. Gelet op de reeds

beschikbare gegevens en de bevindingen tijdens het huisbezoek ter zake van het

schoonmaken van het emissiekanaal en het stookgoed, heeft de rechtbank terecht

geen aanleiding gezien voor het oordeel dat nader onderzoek aangewezen was. De

omstandigheid dat [appellant] beeldmateriaal zou hebben van zwarte rook die uit de

schoorsteen van [belanghebbende] komt, dat volgens hem duidt op onvolledige

verbranding van het stookgoed, maakt dit niet anders. Van het college kan

redelijkerwijs niet worden gevergd dat het onderzoekt hoe [belanghebbende] de

luchttoevoer bij verbranding van het stookgoed regelt. Van betekenis is dat in

Nederland geen landelijke regels gelden voor het gebruik van houtkachels. Tot slot

wordt overwogen dat niet bepalend is dat meer omwonenden in het verleden hebben

geklaagd over rookoverlast.

Het betoog faalt.

4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden

bevestigd.

5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. W. Sorgdrager, lid van de enkelvoudige kamer, in

tegenwoordigheid van mr. R. van Heusden, griffier.

w.g. Sorgdrager w.g. Van Heusden

lid van de enkelvoudige kamer griffier

Uitgesproken in het openbaar op 11 november 2015

163.

Plaats reactie